Wij mensen zijn al sinds, eh, mensheugenis gefascineerd door de rijkdom van de natuur. En dat zie je in de taal terug. Er is een enorme verzameling termen in omgang om de verschillende levende organismen te benoemen.
Die woorden gebruiken we eigenlijk zonder er al te veel bij na te denken. Dit is een boom, dat is een kip, en dat is een amoebe. We beseffen dan ook vaak niet dat we diezelfde biologische termen soms helemaal verkeerd begrijpen.
Ga je eerst even mee op een kleine omleiding, ter verduidelijking? We komen straks terug op de gorilla in de titel.
Vakkenkast
Met een beetje gezond verstand heb je al snel door dat er flinke verschillen zijn tussen de uiteenlopende levende wezens, en dat je ze heel handig in groepjes bij elkaar kunt denken. Zo hebben een gazelle en een springbok veel eigenschappen met elkaar gemeen, en een zandkrab en een rivierkreeft ook – maar die twee duo’s verschillen onderling juist weer enorm van elkaar.

En zo wordt er al millennialang gesleuteld aan een vakkenkast waarmee we de verschillende soorten dieren, planten en wat dies meer zij handig kunnen indelen in groepjes, en groepjes van groepjes, enzovoort.
Al in het Oude Testament zie je dat de schrijvers ervan uitgingen dat de schepsels in de natuur in clusters het leven zagen. Zo spreken ze (in de Nieuwe Bijbelvertaling) over “allerlei zaadvormende planten en allerlei bomen die vruchten droegen”. In het water kwamen “de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het in het water wemelt en krioelt”; in de lucht ging het om “de vogels” en “alles wat vleugels heeft”. Ook op land was er een handige indeling: “vee, kruipende dieren en wilde dieren”.
Gaandeweg bewoog onze vakkenkast zich van het domein van mythe en volksgeloof naar het domein van onderzoek en wetenschap. Met name de Zweedse natuurvorser Carl Linnaeus (zie het portret bovenaan dit artikel) bracht een heuse revolutie tot stand door in 1735 in zijn Systema Naturae een goede poging te wagen om alle levende wezens onder te brengen in één groot systeem met steeds kleiner wordende categorieën en subcategorieën.
Om je een indruk te geven van wat voor een monsterproject dit was: hieronder zie je twee pagina’s uit Systema Naturae met daarop de indeling voor het dierenrijk. Linnaeus onderscheidt daarin zes klassen: viervoeters, vogels, amfibieën, vissen, insecten en wormen.

En dit was nog maar de eerste poging. In de jaren na 1735 (en eigenlijk tot aan de dag van vandaag!) hebben Linnaeus en later zijn opvolgers het systeem steeds verder verfijnd en uitgebreid.
De grote taxonomische boom
Een ander cruciaal moment kwam in 1753, toen Linnaeus zijn Species Plantarum uitgaf, een overzicht van het plantaardige leven. Dit was de eerste keer dat de binominale nomenclatuur werd gebruikt: een (minimaal) tweeledige naamgeving voor alle levende wezens. Daarin stond niet alleen de biologische geslachtsnaam, maar ook een specifieke soortaanduiding. Dit systeem is vandaag nog steeds de standaard in de biologie.
Jij zelf, eerbiedwaardige lezer, hebt ook van Carl Linnaeus een binominale soortnaam gekregen: homo sapiens(geslacht homo, soortaanduiding sapiens), de denkende mens. Deze soortnaam deed zijn intrede in 1758, bij de tiende editie van Systema Naturae.
Het systeem van Linnaeus is gaandeweg uitgegroeid tot een gigantische taxonomische boom. Een zeer gedetailleerde biologische classificatie die begint bij de topcategorie “al het leven”, en dan als volgt naar beneden gaat: domein – supergroep – rijk – stam – klasse – orde – familie – tak – geslacht – sectie – reeks – soort – ondersoort – variëteit – vorm.
Er wordt nog steeds gesleuteld aan deze taxonomie, dus je kunt ook een iets andere indeling tegenkomen. Maar globaal zijn dit de belangrijkste rangen:

Let goed op de onderkant van dit schema: het verschil tussen familie, geslacht en soort. Want daar komen we onze gorilla weer tegen.
Gorilla, gorilla, gorilla?
Als kinderen de namen van de verschillende dieren leren, doen ze dat vaak uit kleurrijke boekjes met mooie plaatjes van allerlei dieren: de giraffe, de zeehond, de olifant en ja, de gorilla. Om er maar een paar te noemen.
We stellen ons “de gorilla” dus voor als een soort dier en dus ook een diersoort, maar dat is helemaal niet zo. Oh, en de giraffe, de zeehond en de olifant ook niet.

Om te beginnen bij de olifant: olifanten zijn een familie in de stamboom van het leven, dus twee niveaus hoger dan een soort. Daaronder vallen twee geslachten: de Loxodonta of Afrikaanse olifanten en de Elephas, waaronder de Aziatische olifant als laatst overlevende diersoort valt.
Ook de zeehonden zijn een familie en geen diersoort: de Phocidae. Daaronder vallen twee onderfamilies, met daaronder weer dertien geslachten, waartoe in totaal 19 afzonderlijke diersoorten horen, die soms “zeehond” en soms “rob” heten.
Dan de giraffe. Giraffen zijn een geslacht waaronder volgens de jongste DNA-inzichten vier verschillende soorten vallen, die elk hun eigen binominale nomenclatuur hebben: de Zuidelijke giraffe (Giraffa giraffa), de Masaigiraffe (Giraffa tippelkirchi), de Somalische giraffe (Giraffa reticulata) en de Noordelijke giraffe (Giraffa camelopardalis).
Over de Zuidelijke giraffe volgt straks nog en bonus-weetje. Maar eerst, en eindelijk… de gorilla.

Gorilla’s zijn, net als giraffen, een geslacht in de stamboom van het leven. Ze behoren tot de familie van de Hominidaeof mensachtigen en zijn dus onze evolutionaire neefjes. Onder het geslacht Gorilla vallen twee afzonderlijke soorten: de Gorilla beringei of Oostelijke gorilla, en de Gorilla gorilla of Westelijke gorilla. En bij elk van die twee soorten horen weer twee ondersoorten. Dat zijn dus allemaal gorilla’s, maar geen enkele daarvan is de gorilla.
Hoewel… er is er eentje die misschien een streepje voor heeft op de rest, taalkundig dan.
Want een van de ondersoorten van de Westelijke gorilla (Gorilla gorilla) is de Westelijke laaglandgorilla. En die heet taxonomisch (geslacht + soort + ondersoort) als volgt: Gorilla + gorilla + nóg een term, om de ondersoort aan te duiden. Kun je al raden wat die aanvulling is? Juist: de Westelijke laaglandgorilla is de Gorilla gorilla gorilla. Kijk, daar kan je mee thuiskomen.
Maar er is nóg een ondersoort die hetzelfde trucje heeft uitgehaald. En ik zei al dat je nog een bonus-weetje tegoed had over de Zuidelijke giraffe. Je voelt hem al aankomen, denk ik.
Je weet al dat de Zuidelijke giraffe de Giraffa giraffa is. Er zijn twee ondersoorten: de Angolagiraffe en de Kaapse giraffe. Die eerste heet wetenschappelijk Giraffa giraffa angolensis, netjes geografisch vernoemd naar Angola (waar hij overigens niet voorkomt). En de tweede, de Kaapse giraffe, heet voluit Giraffa giraffa giraffa.
Je zou denken: dat verzin je niet! Maar het mooie is dus, dat verzin je wél. Want al deze benamingen zijn verzonnen en opgetekend door mensen. De wetenschappers die de gorilla- en giraffe-tot-de-derde-macht verzonnen, zullen vast niet een geamuseerde glimlach hebben kunnen onderdrukken.