Hoe het kan dat het me nog niet was opgevallen, weet ik niet. Er wordt immers genoeg geschreven over al die alleenstaande Nederlanders die driftig op het internet pogingen wagen om een maatje te vinden voor hun bed, hun vrije tijd, of zelfs hun leven. Online dating is razend populair.

Maar het werkwoord dat daarbij hoort, daten, verdient dezelfde lelijkheidsprijs als bijvoorbeeld uploaden en deleten. Kijk maar.
Het begint in de eerste persoon nog vrij onschuldig. Enkelvoud: Ik date geregeld online. (Spreek uit: “deet”.) Meervoud: Wij daten anders nooit online. (Spreek uit: “deten”.) Dat ziet er nog normaal uit.
Maar dan de tweede of derde persoon enkelvoud. Jij/Hij datet wel op drie websites tegelijk. Het lijkt alsof je dit moet uitspreken als “Hij deed het” (of zelfs: “Hij daad het”), maar niets is minder waar: je zegt “hij deet”.
Nog fraaier wordt het als je dit in de verleden tijd zet. Hij datete vroeger best vaak, maar nu heeft hij een vriendinnetje. Dit knabbelt aan de grenzen van wat je “normaal Nederlands” zou noemen, maar toch zeg je gewoon: “Hij dee-te”. Een soortgelijk wanschepsel krijg je in het meervoud. Wij dateten ook niet toen we nog single waren. (Of er een verschil in uitspraak is tussen wij daten en wij dateten weet ik eerlijk gezegd niet. Ik vermoed van niet, net als bij wij wachten en wij wachtten.)
Hoe dan ook, ik heb zelf nooit online gedatet (ja, zo schrijf je dat), dus ik heb eigenlijk geen recht van spreken. Maar één ding is zeker: je datete nooit alleen!