Afgelopen maand was het woordje het ineens in het nieuws. Ons fijne, vertrouwde woordje het. Je weet wel, van het gedicht, het pakje, het paard en het cadeau. Het, zo werd er beweerd, stond op het punt uit te sterven.

Nou ja, dat ook weer niet helemaal, maar er werd wel gesuggereerd dat de opmars van de niet te stuiten was en dat het steeds verder in de verdrukking raakt. De bron was een leuk artikel in Onze Taal, maar de media hebben nu eenmaal de neiging om een sensationalistische draai aan de dingen te geven.
Toch is dit verhaal niet helemaal onzinnig – taal verandert wel degelijk, en vaak sneller dan we vermoeden. Wie zegt er nog, als de storm geluwd is, “Het woei heel hard gisteren”? Of, als je het natuurgeweld te eng vond om naar buiten te gaan, “Ik dorst zelfs de hond niet uit te laten”? Jonge Taaleidolezers zullen werkwoordvormen als woei en dorst misschien wel helemaal niet meer kennen. Voor mij (veertiger) hebben ze een koddig-ouderwetse smaak. Voor mijn grootouders waren ze de normaalste zaak van de wereld.
Taalverandering is alomtegenwoordig, niet te stuiten, en is noch goed noch slecht. Taalverandering is gewoon, net zoals in de natuur het proces van evolutie er gewoon is.
Wat het meest in het oog springt, is taalvernieuwing en ‑verrijking. Zeker in de afgelopen (ruim) halve eeuw is dat heel hard gegaan. Communicatie is de smeerolie van taalverandering. Hoe meer mensen over hoe meer onderwerpen op hoe meer verschillende manieren ideeën met elkaar uitwisselen, hoe sneller een taal verandert. Het immens toegenomen gebruik van telefoon, televisie, e‑mail, mobieltjes en internet heeft dit proces in de afgelopen decennia vele versnelling hoger gezet. Vergelijk hoe wij nu met elkaar communiceren met hoe dat was in 1940, en je ziet dat de regels van het spel ingrijpend zijn veranderd.
Bij taalverandering hoort ook het in onbruik raken van woorden. Dat proces is veel ongrijpbaarder. Vaak verdwijnen woorden uit het dagelijks taalgebruik omdat hun betekenis irrelevant wordt. (Mijn kinderen houden van muziek, maar hebben geen idee wat een cassette is; zij hebben een iPod.) Soms raken woorden in de vergetelheid omdat ze langzaam wegkwijnen en hun plaats ingenomen wordt door een andere term, zoals bij gij en u.
En het dan? Mogen we binnen tien jaar – zoals ik op de radio hoorde – het woordje het ten grave dragen? Vergeet het maar. Onze Taal suggereert dat het binnen een eeuw zou kunnen gebeuren, maar ook dat geloof ik niet. Lidwoorden en voorzetsels zijn weerbarstig, het zijn de eencelligen van de taalbiotoop. En we weten allemaal hoe moeilijk het is om bacteriën uit te roeien…