Er is een god, en hij is barmhartig. Of, zeg ik als rechtgeaarde atheïst, er is op zijn minst een taalgod, en hij heeft gevoel voor humor.
Ik las onlangs een tekst waarin iemand werd aangehaald als zeggende, ik citeer: “Ik zat naar National Geographic Chanel te kijken en dacht: dit is het.” Voor alle zekerheid, nog een keer: National Geographic Chanel [sic].
Het is vast een simpele tikfout; ik neem aan dat de schrijver heus wel weet dat je het Engelse woord channel met twee n’en schrijft. Maar dat doet er niet toe, het blijft een prachtig toeval. Want hoe groot is de kans dat als je per ongeluk een letter midden uit een woord wegrukt, er weer een levensvatbaar woord overblijft? En, nog sterker, hoe groot is de kans dat dat woord weer in fraaie ironie verbonden is met de context?
Want bij National Geographic denk je aan de woeste wildernis. Aan stoere mannen met een fotocamera, die jungles en vulkaantoppen, oceaandiepten en ijsvlaktes trotseren om ons de meest fantastische natuurfoto’s te brengen. Je denkt aan alles behalve een sierlijke deerne in mantelpak die zich nonchalant een vingertopje parfum achter de oorlellen strijkt.
Zie je het voor je? Een Chanel-meisje dat kiekjes neemt van een zeldzame hagedissoort in het Guatemalaanse oerwoud. Een in stof en smurrie geklede avonturier die zich snel even bedient van een vleugje No. 5. Dat is National Geographic Chanel.
Wat een n meer of minder al niet vermag… Nederig buigen wij voor de almachtige Taal.