De Taaleidoscoop heeft al eens eerder gekeken naar het woord barbaar en zijn oorsprong uit het antieke Griekenland. Tijdens mijn bezoek aan Rome werd ik herinnerd aan dit woord door een anekdote over een vooraanstaande Italiaanse adellijke familie.
Deze club vergaarde zijn rijkdom in eerste instantie in de handel en vertakte zijn invloed later naar allerlei gebieden, zoals de politiek, de kerk en het leger. Als een van je telgen het zelfs tot paus schopt, dan kan je natuurlijk ook allerlei dingetjes gedaan krijgen. Dit geslacht van edellieden droeg de naam Barberini.

Die naam dankten ze in eerste instantie aan de stad waar de familie vandaan kwam, Barberino Val d’Elsa in Toscane. Die stad dankt op zijn beurt (het tweede deel van) zijn naam weer aan de vallei van de stroom de Elsa en, waarschijnlijk, aan de persoonsnaam Barbarus.
De Barberini’s vierden hun hoogtijdagen in het Rome van de zeventiende eeuw. Als je in die tijd – de Renaissance – als adellijk geslacht wilde laten zien hoe machtig je was, was een van je opties om fraaie paleizen en kerken te bouwen. Verschillende families speelden dit spel mee. Er was alleen één probleempje: hoe kom je aan genoeg marmer?
Nu moet ik even een zijstapje maken. Hét kenmerk van de Renaissance is een hernieuwde waardering voor de klassieke oudheid, nadat die pakweg duizend jaar in de koelkast had gestaan. Maar die waardering was voornamelijk filosofisch en kunstzinnig van aard. Het behoud van de historische monumenten uit diezelfde klassieke oudheid stond niet bepaald hoog op het prioriteitenlijstje van de gemiddelde zeventiende-eeuwer.
En dan kom ik terug op die vraag: waar haal je je marmer vandaan? Het antwoord is even voor de hand liggend als onthutsend: je stroopt het gewoon van die vervallen bouwsels af. Kortom: we zijn erg blij met die oude Romeinen, maar ja, het waren wel heidenen hè? Dat stukje marmer staat veel beter in mijn nieuwe blingpaleis of ‑kerk dan op zo’n – zeg eens wat – Colosseum!
En zo geschiedde. Van lusthof tot Sint Pieter, de kroonjuwelen van de Renaissance zijn gebouwd met roofmarmer uit de klassieke monumenten. Onder andere door de Barberini’s.
Toch was er ook toen al wel kritiek op deze praktijk, want kennelijk werd er door tijdgenoten en critici van deze familie al gezegd dat “Wat zelfs de barbaren niet deden, doen de Barberini’s wel”…