Het gebruik van d’s en t’s bij werkwoordvervoegingen is berucht bij mensen die als volwassenen het Nederlands proberen te leren. Maar ook voor de inboorlingen van de polder zijn het stenen waar je je meer dan twee keer aan stoten kunt.
Is het nou “Ik heb geleaset” of “Ik heb geleased”? Is het “Het afval werd geloost” of “Het afval werd geloosd”?
Basisregel
De basisregel wordt wel ’t kofschip genoemd, omdat in dit woord de medeklinkers t, k, f, s, ch en p voorkomen.
Regelmatige werkwoorden waarvan de stam eindigt op een van deze letters worden met een t vervoegd, alle andere regelmatige werkwoorden met een d. (De stam van een werkwoord is het hele werkwoord min de ‑en aan het eind.)
Daarom is het gekucht, verscheept en gebluft, en gehaald, getemd en gegooid.
Instinker: uitspraak
Aan het eind van een woord hoor je in het Nederlands geen verschil tussen een d en een t – zoals bij veel voltooid deelwoorden – maar als er een klinker achter staat weer wel. Spreek daarom de verleden tijd van een werkwoord uit en je hoort meestal vanzelf of het een d of een t is: gooide, gegooid en kuste, gekust.
Terzijde: deze overeenkomst in uitspraak bestaat in het Engels niet. In het Nederlands klinken pad en pat identiek, net als krab en krap; in het Engels is er een duidelijk hoorbaar verschil tussen bijvoorbeeld bed en bet, net als tussen crab en crap.
Je herkent een Nederlander met een ongelukkige Engelse uitspraak dan ook meteen aan zijn d’s en b’s aan het eind van woorden: die klinken als t’s en p’s.
VZB
Maar dat is nog niet het hele verhaal. Een speciaal geval zijn werkwoorden waarvan de stam eindigt op een v, een z of een b. De v en de z veranderen bij vervoeging namelijk respectievelijk in een f en een s, en de b klinkt op het eind van een woord net als een p.
Zo verandert leven in geleefd, met een f en tóch met een d. En zo verandert lozen in geloosd, met een s en tóch met een d. Tobben wordt getobd en toppen wordt getopt; de een is met een d en de ander met een t, maar je hoort geen verschil.
Engelse woorden
En dan nog ben je niet klaar. Want hoe zit het met al die werkwoorden die eigenlijk vernederlandste Engelse woorden zijn, zoals racen, leasen, golfen, carpoolen, enzovoort? Bij veel van deze woorden kun je dezelfde regel hanteren als bij Nederlandse woorden: woorden waarvan de stam eindigt op t, k, f, s, ch of p krijgen in de verleden en voltooide tijd een t, de rest krijgt een d.
Dus plannen wordt gepland en surfen wordt gesurft.
Maar er is meer. Voor werkwoorden met aan het eind van de stam een x, sh, ch of c geldt dat dit telt als een s als de uitspraak een sisklank is – en dat de verleden tijd dan dus met een t geschreven wordt. Voorbeelden: racen, racete, geracet; finishen, finishte, gefinisht; faxen, faxte, gefaxt.
Golfkarretje leasen
Een geval apart zijn golfen en leasen. Deze woorden mogen volgens de officiële spelling zowel met ‑te als met ‑de geschreven worden. Dus golfte en leasete zijn goed, maar golfde en leasede ook, net als gegolfd en gegolft en geleaset en geleased.
De gedachte erachter is dat leasen zowel met een s‑klank als met een z‑klank in het midden wordt uitgesproken, en golfen zowel met een f‑klank als met een v‑klank. In het eerste geval volgt dan de vervoeging met een t, in het tweede geval volgt de vervoeging met een d. Er wordt wel bij gezegd dat de variant met een t de voorkeur geniet.
Je hebt het dus voor het kiezen, als je ze maar niet door elkaar heen gebruikt.
Platte bodem
Tot slot: voor wie, zoals ik, niet een-twee-drie weet wat een kofschip is, is er gelukkig ook nog het ’t fokschaap, waar dezelfde medeklinkers in voorkomen. Om de letter x er ook nog een plaats in te geven, spreekt men nu ook wel van ’t ex-fokschaapje.
Een kofschip is trouwens een zeilschip voor binnen- en kustvaart met ronde voor- en achtersteven, platte bodem, meestal twee masten, zonder zwaarden, veel lijkend op een smak.
Dank je wel, Van Dale.
* De afbeelding bovenaan bij dit verhaal is: “Nederlands kofschip en lijnschip in een lichte bries” door Anton Melbye (1840)